, [], Whether it is lawful for a judge to pronounce judgment against the truth that he knows, on account of evidence to the contrary?
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [12]Zijn [13]rieken zal zijn [14]in de vreze des HEEREN; en Hij zal [15]naar het gezicht Zijner ogen niet richten; Hij zal ook [16]naar het gehoor Zijner oren niet [17]bestraffen. 12. Te weten des Heeren Christus. 13. Dat is, zijn kennis en oordeel. Anders: En Hij, te weten Christus, zal rieken; dat is, zeer wijselijk en verstandiglijk alles vernemen en gewaar worden. 14. Dat is, Hij zal, als een kenner der harten, weten en verstaan bij wien de vreze des Heeren is, bij wien zij niet is. 15. Versta dit alzo, dat Christus niet alleen naar den uiterlijken schijn, of naar de woorden alleen, oordelen zal [waarmede de ene mens den anderen dikwijls bedriegt] maar naar de gelegenheid des harten als zijnde een kenner des harten, en een doorgronder der nieren. Zie Joh.2:24,25, en Joh.21:15,16,17. 16. Dat is, Hij zal ook niet lichtelijk aannemen de klachten, die men hem aanbrengt, noch ook de schijnheilige woorden der huichelaars. Of, Hij zal niet oordelen van zichzelven, maar gelijk Hij van zijn Vader zal gehoord hebben. 17. Te weten met woorden. Anders, straffen; te weten niet alleen met woorden, maar ook met plagen.